Voorjaar 1983 wilde het toeval dat zowel mijn verkering als die van mijn broer Jules ongeveer op hetzelfde moment uitgingen. Na al het gemiezer van de maanden daarvoor wilden we om die reden allebei graag even de zinnen verzetten. Mijn broer stelde voor om weer zo’n gezellige roadtrip te gaan doen: dat hadden we twee jaar daarvoor ook gedaan en dat was ons uitstekend bevallen. Het concept van net zolang doorkarren totdat je de Middellandse Zee inrijdt was even simpel als uitdagend, zeker voor Edese jongens die niet veel gewend waren.
In die jaren had Jules zijn zaken al goed voor elkaar: een baan, een fijne flat en een Alfa Giulia met notenhouten stuur. Ik was kunstacademiestudentje en het ontbrak mij aan de spreekwoordelijke nagel om mijn kont te krabben: mijn broer bood mij echter de gelegenheid om de tijdelijke treurigheid te ontvluchten.
Jules was toen al wat verder gevorderd in het groots en meeslepend leven dan ik en hij had het briljante idee opgevat om - voordat we richting Frankrijk zouden vertrekken - eerst ons geluk te gaan beproeven in het casino in Zandvoort. De gedachte was dat we met een relatief kleine inzet een bedrag zouden winnen waarmee we alsnog gewoon met het vliegtuig naar Spanje konden om daar gezellig de proleet te gaan uithangen met onze gewonnen miljoenen. Gek genoeg liep het anders, hoewel ik met de winst van mijn bij roulette ingelegde fiche ter waarde van 2,50 gulden (die je bij het kopen van een toegangsbewijs kreeg) in ieder geval onze twee frisdrankjes kon afrekenen. Jules had wat meer geluk, maar niet genoeg voor een businessclass lijnvlucht vol wilde stewardessen, zoals we stilletjes hadden gehoopt. Dan toch maar low profile met de Alfa.
Dankzij Jules’ sportieve rijstijl doemden de outskirts van Parijs al op na een lousy vier uur rijden. Het was rond negen uur ’s avonds en zoals iedereen weet betekent dat ITB (International Beertime). Op een gezellig terras aan de Rue de la Merde of zoiets zagen we vanuit de auto mensen met indrukwekkende pullen bier zitten. Dat wilden wij ook. Eenmaal aangeschoven vroeg de ober of we een “grande” of een andere maat wilden, nadat we in ons slechtste Frans om bier hadden gevraagd. “Grande!”, was ons gulzige doch stellige antwoord. De emmers bier die we hadden gezien bij het voorbijrijden bleken “normal” te zijn. Wij, als domme Hollanders, kregen de écht grote.
Na deze biertsunami wilden we eigenlijk verder rijden want Parijs kenden we al van TV. Toch zijn we maar even een rondje gaan lopen om de alcohol in ons bloed te laten zakken. Rond middernacht besloten we weer verder te karren, richting Bretagne. De Middellandse Zee leek ons toch iets te ambitieus en de Atlantische kust zou ook wel voldoen, zeker gezien de gunstige weersvooruitzichten.
De volgende ochtend, na een kreukelige overnachting in de auto bij een benzinepomp langs de snelweg, naderden we Normandië. Voor het oprijden van de Pont de Tancarville over de monding van de Seine stopten we bij een parkeerplaats. De mevrouw van middelbare leeftijd die net had besloten om te gaan poepen in de bosjes op de plek waar Jules de auto neerzette hees vriendelijk lachend snel haar broek op zodat we ongestoord de benen konden strekken en wij onze baguettes met Emmentaler konden opeten. Aan tafel! De stemming was top. We misten eigelijk alleen nog een paar oogverblindende Zweedse liftsters, op zoek naar bijdehandte Hollandse jongens met een Alfa.
Onze wens werd later op de dag gedeeltelijk vervuld dankzij Barbara und Barbara: twee Duitse meisjes uit het alternatieve segment die nodig een lift nodig hadden naar nergens in het bijzonder. Voordeel was dat hun namen uit elkaar houden weinig problemen opleverde, zelfs voor ons. Jules en ik waren onderling al in overleg wie hét met de minst onaantrekkelijke van de twee mocht doen en wie met die andere, maar uiteindelijk bleef alles in het nette. Overigens trokken we zelf ook geen volle zalen, esthetisch gezien, maar de discussie over de Verdeling der Barbara’s was - hoewel theoretisch - bijzonder onderhoudend.
Het plan ontstond om gezamenlijk naar het strand te rijden. Op weg daar heen hielden we nog een pastorale picknick in een Normandische weide, compleet met stokbrood en Franse kaas (“Je moet je haar kammen, Bert…”). Van de wijnkaart hadden we voor deze gelegenheid de cola besteld.
Gedurende een dag of drie trokken we op met de 2B’s en we hadden een gezellige tijd. Hotels konden we niet betalen en campings vonden we tamelijk vermoeiend. Niets lekkerder dan gewoon in je klamme slaapzak in een greppel van een landweg slapen om bij het ochtendgloren te merken dat je gedurende de nacht besprongen bent door talloze slakken. Mooi hoor, die natuur. Het uitgelezen dieet van cola en Nutsen, in combinatie met een doos vol verzamel cassette-bandjes voor in de auto (Diversen Geil 1 & 2, Diversen Leuk 1 tot en met 14, enz.) droegen enorm bij aan het “Born to be Wild” gevoel.
Enfin. Na een paar dagen werd het stilletjes aan tijd om richting Nederland te gaan. Het plan was om de meiskes af te zetten bij station Ede-Wageningen. Van daaruit konden ze de trein richting hun woonplaats Keulen nemen. Die ochtend reden we voor dag en dauw weg uit Bretagne en toen we stopten voor de eerste kruising zag ik Jules ineens op een vreemde manier naar mij kijken. Later vertelde hij dat hij de snel naderende Peugeot van een lompe wegpiraat in zijn achteruitkijkspiegel zag aanstormen en kennelijk nog een laatste blik op me wilde werpen voordat we ieder ons weegs naar de hel zouden gaan. Een enorme klap volgde en onze auto werd de kruising opgezwiept. Geluk voor ons was dat het nog vroeg was, zodat er geen ander verkeer op de weg was dat ons midscheeps had kunnen rammen.
Eén van de 2B’s bleek een hersenschudding te hebben overhouden aan de botsing, zo constateerde een Franse arts later. Jules’ Alfa Giulia - hoewel minder belangrijk - was total loss. De achterkant lag volledig in puin dus daar stonden we in het pré-mobiele telefoontijdperk in een godverlaten uithoek van Bretagne. Barbara met de hersenschudding mocht niet vervoerd worden voor minimaal 48 uur. Gelukkig bood een vriendelijke boer die nabij de kruising woonde uitkomst: hij had twee tot vakantiewoning ingerichte schuren te huur en toevallig waren die nog vrij, want off-season. Ander voordeel was dat er aan de overzijde van de kruising een verzekeringsmeneer woonde, zodat we onze repatriëring naar Nederland en Duitsland met de onmisbare hulp van de beste man en zijn faxmachine konden regelen. Er zou echter wel een paar dagen overheen gaan voordat we de alternatieve terugtocht konden aanvaarden omdat er geld uit Nederland moest worden overgemaakt en in die dagen was dat geen sinecure.
Terwijl de ene Barbara de andere Barbara verzorgde crossten Jules en ik (gedurende de dagen dat we moesten wachten) op twee kinderfietsjes van onze hospita naar het vijf kilometer verderop gelegen strand. Het weer was subliem voor eind mei en na drie dagen waren we “lekker brun”, hoewel er eigenlijk meer sprake was van eerste graads brandwonden want al op de terugweg in de trein naar Nederland begonnen de vellen er bij te hangen. Heerlijke dagen waren het: beetje frisbeeën, beetje literflessen Pied Boeuf-bier drinken, slap ouwehoeren… echt Zen op z’n Van Leest’s.
Uiteindelijk zijn we thuisgekomen: de batterijen weer opgeladen en
goeie vakantieherinneringen rijker. Later lazen we op een aardige ansichtkaart dat de 2B’s ook veilig in Keulen waren teruggekomen. Vraag aan Jules: wordt het niet weer eens tijd?
In die jaren had Jules zijn zaken al goed voor elkaar: een baan, een fijne flat en een Alfa Giulia met notenhouten stuur. Ik was kunstacademiestudentje en het ontbrak mij aan de spreekwoordelijke nagel om mijn kont te krabben: mijn broer bood mij echter de gelegenheid om de tijdelijke treurigheid te ontvluchten.
Jules was toen al wat verder gevorderd in het groots en meeslepend leven dan ik en hij had het briljante idee opgevat om - voordat we richting Frankrijk zouden vertrekken - eerst ons geluk te gaan beproeven in het casino in Zandvoort. De gedachte was dat we met een relatief kleine inzet een bedrag zouden winnen waarmee we alsnog gewoon met het vliegtuig naar Spanje konden om daar gezellig de proleet te gaan uithangen met onze gewonnen miljoenen. Gek genoeg liep het anders, hoewel ik met de winst van mijn bij roulette ingelegde fiche ter waarde van 2,50 gulden (die je bij het kopen van een toegangsbewijs kreeg) in ieder geval onze twee frisdrankjes kon afrekenen. Jules had wat meer geluk, maar niet genoeg voor een businessclass lijnvlucht vol wilde stewardessen, zoals we stilletjes hadden gehoopt. Dan toch maar low profile met de Alfa.
Dankzij Jules’ sportieve rijstijl doemden de outskirts van Parijs al op na een lousy vier uur rijden. Het was rond negen uur ’s avonds en zoals iedereen weet betekent dat ITB (International Beertime). Op een gezellig terras aan de Rue de la Merde of zoiets zagen we vanuit de auto mensen met indrukwekkende pullen bier zitten. Dat wilden wij ook. Eenmaal aangeschoven vroeg de ober of we een “grande” of een andere maat wilden, nadat we in ons slechtste Frans om bier hadden gevraagd. “Grande!”, was ons gulzige doch stellige antwoord. De emmers bier die we hadden gezien bij het voorbijrijden bleken “normal” te zijn. Wij, als domme Hollanders, kregen de écht grote.
Na deze biertsunami wilden we eigenlijk verder rijden want Parijs kenden we al van TV. Toch zijn we maar even een rondje gaan lopen om de alcohol in ons bloed te laten zakken. Rond middernacht besloten we weer verder te karren, richting Bretagne. De Middellandse Zee leek ons toch iets te ambitieus en de Atlantische kust zou ook wel voldoen, zeker gezien de gunstige weersvooruitzichten.
De volgende ochtend, na een kreukelige overnachting in de auto bij een benzinepomp langs de snelweg, naderden we Normandië. Voor het oprijden van de Pont de Tancarville over de monding van de Seine stopten we bij een parkeerplaats. De mevrouw van middelbare leeftijd die net had besloten om te gaan poepen in de bosjes op de plek waar Jules de auto neerzette hees vriendelijk lachend snel haar broek op zodat we ongestoord de benen konden strekken en wij onze baguettes met Emmentaler konden opeten. Aan tafel! De stemming was top. We misten eigelijk alleen nog een paar oogverblindende Zweedse liftsters, op zoek naar bijdehandte Hollandse jongens met een Alfa.
Onze wens werd later op de dag gedeeltelijk vervuld dankzij Barbara und Barbara: twee Duitse meisjes uit het alternatieve segment die nodig een lift nodig hadden naar nergens in het bijzonder. Voordeel was dat hun namen uit elkaar houden weinig problemen opleverde, zelfs voor ons. Jules en ik waren onderling al in overleg wie hét met de minst onaantrekkelijke van de twee mocht doen en wie met die andere, maar uiteindelijk bleef alles in het nette. Overigens trokken we zelf ook geen volle zalen, esthetisch gezien, maar de discussie over de Verdeling der Barbara’s was - hoewel theoretisch - bijzonder onderhoudend.
Het plan ontstond om gezamenlijk naar het strand te rijden. Op weg daar heen hielden we nog een pastorale picknick in een Normandische weide, compleet met stokbrood en Franse kaas (“Je moet je haar kammen, Bert…”). Van de wijnkaart hadden we voor deze gelegenheid de cola besteld.
Gedurende een dag of drie trokken we op met de 2B’s en we hadden een gezellige tijd. Hotels konden we niet betalen en campings vonden we tamelijk vermoeiend. Niets lekkerder dan gewoon in je klamme slaapzak in een greppel van een landweg slapen om bij het ochtendgloren te merken dat je gedurende de nacht besprongen bent door talloze slakken. Mooi hoor, die natuur. Het uitgelezen dieet van cola en Nutsen, in combinatie met een doos vol verzamel cassette-bandjes voor in de auto (Diversen Geil 1 & 2, Diversen Leuk 1 tot en met 14, enz.) droegen enorm bij aan het “Born to be Wild” gevoel.
Enfin. Na een paar dagen werd het stilletjes aan tijd om richting Nederland te gaan. Het plan was om de meiskes af te zetten bij station Ede-Wageningen. Van daaruit konden ze de trein richting hun woonplaats Keulen nemen. Die ochtend reden we voor dag en dauw weg uit Bretagne en toen we stopten voor de eerste kruising zag ik Jules ineens op een vreemde manier naar mij kijken. Later vertelde hij dat hij de snel naderende Peugeot van een lompe wegpiraat in zijn achteruitkijkspiegel zag aanstormen en kennelijk nog een laatste blik op me wilde werpen voordat we ieder ons weegs naar de hel zouden gaan. Een enorme klap volgde en onze auto werd de kruising opgezwiept. Geluk voor ons was dat het nog vroeg was, zodat er geen ander verkeer op de weg was dat ons midscheeps had kunnen rammen.
Eén van de 2B’s bleek een hersenschudding te hebben overhouden aan de botsing, zo constateerde een Franse arts later. Jules’ Alfa Giulia - hoewel minder belangrijk - was total loss. De achterkant lag volledig in puin dus daar stonden we in het pré-mobiele telefoontijdperk in een godverlaten uithoek van Bretagne. Barbara met de hersenschudding mocht niet vervoerd worden voor minimaal 48 uur. Gelukkig bood een vriendelijke boer die nabij de kruising woonde uitkomst: hij had twee tot vakantiewoning ingerichte schuren te huur en toevallig waren die nog vrij, want off-season. Ander voordeel was dat er aan de overzijde van de kruising een verzekeringsmeneer woonde, zodat we onze repatriëring naar Nederland en Duitsland met de onmisbare hulp van de beste man en zijn faxmachine konden regelen. Er zou echter wel een paar dagen overheen gaan voordat we de alternatieve terugtocht konden aanvaarden omdat er geld uit Nederland moest worden overgemaakt en in die dagen was dat geen sinecure.
Terwijl de ene Barbara de andere Barbara verzorgde crossten Jules en ik (gedurende de dagen dat we moesten wachten) op twee kinderfietsjes van onze hospita naar het vijf kilometer verderop gelegen strand. Het weer was subliem voor eind mei en na drie dagen waren we “lekker brun”, hoewel er eigenlijk meer sprake was van eerste graads brandwonden want al op de terugweg in de trein naar Nederland begonnen de vellen er bij te hangen. Heerlijke dagen waren het: beetje frisbeeën, beetje literflessen Pied Boeuf-bier drinken, slap ouwehoeren… echt Zen op z’n Van Leest’s.
Uiteindelijk zijn we thuisgekomen: de batterijen weer opgeladen en
goeie vakantieherinneringen rijker. Later lazen we op een aardige ansichtkaart dat de 2B’s ook veilig in Keulen waren teruggekomen. Vraag aan Jules: wordt het niet weer eens tijd?
Reacties
Een reactie posten