Doorgaan naar hoofdcontent

 Wazige Dagen

De onnavolgbare logica van pubers: wie is er niet groot mee geworden? Zo besloot ik op mijn 16e dat het vet was om te gaan experimenteren met drugs. Een vriend van mij rookte toevallig wel eens een jointje dus dat kwam mooi uit. Eigenlijk was ik als de dood voor geestverruimende avonturen maar daar wilde ik me overheen zetten omdat ik de lifestyle wilde omarmen die het onvermijdelijke sterrendom van zo’n getalenteerd en vooral bescheiden jochie als ik met zich meebrengt. Bovendien hadden ter zake kundige gebruikers uit mijn periferie mij verzekerd dat je er geen kaboutertjes of rare kleuren van ging zien. Dat was een hele geruststelling.

De jaren daarvoor had ik diverse pogingen gewaagd de mensheid ervan te overtuigen dat ik toe was aan het grote werk. Ik herinner mij het halfvolle blikje pislauwe bier dat ik dronk tijdens zomerkamp in Holten: een - ik mag wel zeggen - uitzonderlijk stoere gebeurtenis die helaas eindigde in kamerbreed overgeven. Ook mijn verkering was op een punt beland waarin het verder ging dan uitsluitend hand in hand op en neer lopen in de fucking Grotestraat van Ede. Kortom: volwassen!

De eerste keer blowen kan ik me niet zo herinneren (een bekende bijwerking, overigens) behalve dan dat ik het enorm vond meevallen. De twee jaren die daar op volgden kwam ik echter lekker op stoom. Ik merkte dat mijn onder invloed gemaakte tekeningen aan creatieve (lees: onbegrijpelijke) diepgang wonnen en in oeverloze, drugs-fuled gesprekken met vrienden kwamen we tot op een haar na tot de zin van het leven (…voorlopige eindstand: die is er niet).

In deze mistige mindset paste naadloos de vervolgstap van op kamers gaan. Ik had een paar maanden bij mijn vader ingewoond omdat het even niet zo tof ging met mijn moeder. Dat het vader-zoon bondingexperiment geen succes werd lag niet aan die ouwe: hij had een schattig kamertje voor me ingericht in zijn appartement aan De Zoom in Ede, met dikke, verduisterende gordijnen zodat ik pas merkte dat het tijd was om op te staan als hij van zijn werk naar huis kwam voor het avondeten. Zoiets gaat natuurlijk enorm irriteren, vooral omdat de wrede maatschappij al zoveel van mij verwachtte en ik eigenlijk best veel slaap nodig had met al dat geblow. Om kort te gaan: “visite en vis blijven drie dagen fris” en eigenlijk was het nog een wonder dat de goede man het zo lang met mij uithield.

Dankzij ambtelijke connecties van mijn vader kon ik op mijn 18e terecht in een pand van Jongerenhuisvesting. Het betrof een voormalige kapperspraktijk aan de Telefoonweg in Ede, gelegen op een paar meter afstand van de spoorwegovergang bij Ede-Centrum. Ik bewoonde het winkelgedeelte aan de straatkant. In dit mottige hok probeerde ik het mij naar de zin te maken middels een bij elkaar geraapte inrichting. De uitdragerij werd gecompleteerd dankzij de verrassende kleurkeuze waarin ik het houtwerk had geschilderd (laf zijdeglans raf-blauw en bordeaux rood). Een vorige bewoonster had een gedeelte van de etalageruiten beschilderd met glas-in-lood verf. Het was op z’n minst een kleurrijk geheel. De eerste avond dat ik er zat, en mijn vrienden waren vertrokken en ik er alleen moest slapen besefte ik mijn vergissing: waarom wilde ik dit eigenlijk? Ik kon niet koken, niet wassen, ik had geen tv en als ik wilde douchen moest ik om het huis heen lopen naar de achter ingang en aan woningisolatie deed men ook al niet bij Jongerenhuisvesting. Misschien dat de all-in huurprijs van 128 gulden per maand daar iets mee te maken had.


                                                Actiefoto uit 1980 - hogeschool blowen

Het wassen kreeg ik snel onder de knie: een teil met daarin kokend water, een half pak Biotex, alle gore was er in proppen, dit drie dagen laten staan en dan fijn te drogen hangen. Zo moeilijk bleek het niet te zijn. Wel stonk mijn kleding - dat door dat nieuwe roze-grijs gestreepte sweatshirt een gezellige gay-gloed had gekregen - naar natte hond.

Een groter probleem was geld. Mijn vader - die opgelucht was dat hij zijn privacy weer terug had en terecht blij was dat hij niet meer tegen zo’n ongewassen puber hoefde aan te kijken - was zo lief om mij iedere maand wat geld toe te stoppen in afwachting van de glorieuze dag dat ik zou gaan werken. Helaas was ik bij het Arbeidsbureau al direct in de bak “Onbemiddelbaar” terecht gekomen dus veel perspectief was er niet. Niet gehinderd door enige realiteitszin was ik in de veronderstelling dat ik er wel zou komen met mijn muzikale talent en tekenvaardigheid. Ik bedoel: Rembrandt had ook de prozaïsche fase overgeslagen van een baantje als vakkenvuller bij de Lidl en hij was best leuk terechtgekomen.

Ondertussen was ik net als Rembrandt ook aan het kunstschilderen geslagen. Dankzij wat lessen bij de KREK wist ik hoe je technisch gezien de geheimen van olieverf zou kunnen vertalen op het linnen. Ik kwam tot de ontnuchterende conclusie dat ik er uitermate weinig talent voor heb. Kleurgebruik is niet mijn sterkste kant en de onderwerpen waren van een infantiel soort magisch realisme, wat overigens toen best hip was. Later kreeg ik nog wel eens de slappe lach als ik weer zo’n geschilderd monstrum onder een stapel zooi tegenkwam.

Het dope-gebruik had ik Inmiddels uitgebreid met cocaïne. Zelfs in Ede was dit spul goed verkrijgbaar en ik had gemerkt dat de naargeestige sloomheid van het te vaak hasjroken na een snuif werd verdrongen door een iets actievere levenshouding. Je ging er ook enorm bijdehand van ouwehoeren, ik dan tenminste: medegebruikers vond ik vaak nogal slap lullen en ik luisterde liever naar mijn eigen gezwets. Mijn buurman was dealer, dus ver de deur uit voor die troep hoefde ik niet. Chronisch geldgebrek zorgde er voor dat ik de buurt-Escobar ook met tekeningen mocht betalen in ruil voor een pakketje coke. Bovendien was hij zo aardig om de tekeningen een paar maanden later weer terug te geven.

Uiteindelijk werd ik het drugsgebruik zat. In mijn omgeving zag ik veel vrienden en kennissen naar de spreekwoordelijke kloten gaan en ondanks de wazige dagen koos ik toch liever voor het greintje ambitie dat er in mij bleek te zitten. Op mijn 21-ste verjaardag was het klaar: nadat het feest dat ik samen met de medebewoners van het pand aan de Telefoonweg gaf was uitgelopen op een massale wild west vechtpartij hing ik de waterpijp aan de wilgen en ging ik gezellig bij mijn broer inwonen om een beetje uit de buurt te blijven van mijn gebruikende vrienden. Uiteindelijk moest ik ook vaststellen dat de initiële angst die ik had voor drugsgebruik nooit echt was weggegaan: Niks voor mij, dat rock and roll-gedoe. Vanaf dat moment werd mijn dagelijkse praktijk meer gestructureerd en dat was nodig wilde ik mijn prioriteiten op orde krijgen. Nadat de hasjwalmen waren opgetrokken werd mijn leven verhaaltechnisch wellicht wat minder interessant, maar ik ben nog altijd blij dat ik toen de keuze heb gemaakt om er mee te stoppen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

A Muzungu abroad

Van alle landen die niet op mijn bucketlist voorkomen was Oeganda er ook één. Ik kende het oppervlakkig dankzij het horror regime van de geschifte jaren ’70 dictator Idi Amin en één film: “The Raid on Entebbe”, over een heroïsche bevrijdingsactie van gegijzelde vliegtuigpassagiers op het vliegveld bij de hoofdstad Kampala. Ik wist genoeg: camping Het Lorkenbos in Otterlo leek me avontuurlijk genoeg. Mijn zoon Milos denkt anders over exotische oorden. Als 4e jaars student aan de Landbouw Hogeschool in Wageningen doet hij samen met klasgenoot Jua Dai een vier maanden durend afstudeeronderzoek in Oeganda. Hun uitvalsbasis is de provinciestad Arua, gelegen op een steenworp afstand van de grens met Congo. Tik “Congo” in op de site van Buitenlandse Zaken en de alarmbellen gaan af: Code Rood, en dan gaat het niet over de kans op ijzel. Het grensgebied met Oeganda is politiek onstabiel als gevolg van burgeroorlogen en andere ellende. Tegenwoordig is het er relatief rustig dankzij de aanwezig...

Rothuis

De enige keer dat het gezin Van Leest op stand heeft gewoond, vond mijn vader het maar niks. “Dat rothuis! Dat hele rothuis!”, beklaagde hij zich enige maanden na de verhuizing.  In 1969 betrokken we het vrijstaande pand uit 1937, met de enigszins sinistere naam Ledicoma, aan de Bergstraat in Ede. Later leerden we dat de naam gevormd werd door de twee beginletters van de vier kinderen van de eerste eigenaar: Leendert, Dirk, Coby en Marietje. En haters maar beweren dat men niet crea is in Ede.  Waarom pa zijn sterke bedenkingen had tegen het huis vonden mijn broer Jules, mijn moeder en ik onduidelijk. Daarvoor hadden we uitsluitend gewoond in zwierige Sovjetstyle-flats of arbeiderswoninkjes zoals je - behalve in Ede - alleen aantreft in de meest naargeestige veengebieden van fucking Drenthe.  Ik begreep wel dat ons nieuwe huis met minimale inspanning van de gemeente (het was immers een dienstwoning) was opgeknapt en inderdaad: je zag de oude behangresten door de nieuwe ban...
Welkom op mijn blog! Net als iedereen maak ook ík wel eens wat mee. Daarnaast heb ik een mening en daar val ik graag mijn omgeving mee lastig. Allemaal uitstekende redenen om een blog bij te houden, leek me. Ik hoop dat u net zoveel plezier bij het lezen heeft, als ik heb bij het schrijven er van.