Zomer in de Sixties: terwijl de buurmeisjes uit ons trappenhuis aan De Zoom in Ede gezellig met hun ouders vertrokken naar het exotische Noord-Italië, bleef het gezin Van Leest fijn een stukje thuis. Op die leeftijd lijken zomervakanties eindeloos maar de verveling sloeg al na twee dagen toe zonder speelkameraadjes. Doktertje spelen zat er de komende tijd niet in en zelfs een potje voetbal verloor zijn glans na verloop van tijd.
Er was dus geen ruk te beleven. Hoewel: het gevaarlijke kruispunt Bospoort-Oude Rijksweg, op een steenworp afstand van ons territorium, zorgde met regelmaat voor leven in de brouwerij als er weer een paar zondagsrijders op elkaar knalden. Met wat andere losers die niet op vakantie gingen renden de jeugdige ramptoeristjes naar het kruispunt bij het horen van gierende remmen, gevolgd door een genadeloze klap. Er is wat bloed vergoten op die plek. Een van de weinige zinnige herinrichtingsprojecten die de gemeente Ede later aanvatte was dan ook een voetgangerstunnel op de plaatselijke Ground Zero.
Uiteindelijk begrepen mijn ouders ook dat er iets verzonnen moest worden om te voorkomen dat mijn broer en ik voortijdig zouden doodgaan van verveling. Bij de NS was toen de mogelijkheid om 8 dagen onbeperkt met de trein door Nederland te reizen ("Acht dagen kris-kras door Nederland!") en voor een autoloos gezin was dat een prima alternatief.
Ik had al veel goeds gehoord over de bergen van Zuid-Limburg dus het leek me logisch dat we die zouden gaan uitchecken. Dat vond de rest van het gezin gelukkig ook en op een regenachtige dag vertrokken we richting Valkenburg. Pa vertelde vooraf dat we het laatste stukje naar Valkenburg met het "miljoenenlijntje" moesten. Ik stelde me een gouden trein voor, ingelegd met diamanten en edelstenen. Het bleek echter te gaan om een gewone groene “hondekop”, wat enigszins een teleurstelling was. De "miljoenen" sloegen op de astronomische kosten die de aanleg van dit traject door het Nederlandse hooggebergte met zich had meegebracht. Wist ik veel. De bergen vielen niet tegen moet ik zeggen, hoewel mijn vader Valkenburg maar een toeristische bende vond.
Op een andere dag brachten we een bezoek aan de geboorteplaats van mijn vader, de Moerdijk. We zouden daar met het hele gezin een nacht logeren bij Tante Jo en Ome Jan om van daaruit de volgende dag Antwerpen te bezoeken. Ome Jan was een grote, zachtaardige man en duivenmelker. Tante Jo was een aparte: ik was altijd dol op 'r en mijn ouders ook, maar als zij bij ons op bezoek kwamen werden wel uit voorzorg de ladenkastjes op slot gedaan door mijn moeder omdat Jo kennelijk de neiging had ongevraagd de administratie van mijn ouders door te nemen. De plek waar de liefde tussen ome Jan en tante Jo ooit was ontvlamd was enigszins verdacht, namelijk het Rotterdamse Katendrecht. Ik weet er het fijne niet van maar zal de laatste zijn die daar over gaat zeiken met een moeder die zelf op de Amsterdamse Wallen woont (hoewel ik u kan verzekeren: alles in het nette!).
Enfin: de Moerdijk. De Van Leest-inteelt was daar in die dagen onmiskenbaar aanwezig. In iedere straat woonde wel familie en de mannelijke telgen uit ons roemrijke geslacht die ik later tijdens een familie-reunie ontmoette hadden bijna zonder uitzondering de onmiskenbare, regelmatige Van Leest-features: indrukwekkende oren, een grote mond, gelardeerd met Italiaanse designwenkbrauwen van modehuis Lombroso.
De achtdaagse reis werd een groot succes: we aten patat in Antwerpen, we bezochten Hoek van Holland bij windkracht 7 (mijn moeder vertelde dat haar panties die dag als zandvangers fungeerde) en ook een bezoek aan Amsterdam mét rondvaart ontbrak niet aan het programma. Uiteindelijk vielen die zomers best mee als ik het zo op een rijtje zet.
Er was dus geen ruk te beleven. Hoewel: het gevaarlijke kruispunt Bospoort-Oude Rijksweg, op een steenworp afstand van ons territorium, zorgde met regelmaat voor leven in de brouwerij als er weer een paar zondagsrijders op elkaar knalden. Met wat andere losers die niet op vakantie gingen renden de jeugdige ramptoeristjes naar het kruispunt bij het horen van gierende remmen, gevolgd door een genadeloze klap. Er is wat bloed vergoten op die plek. Een van de weinige zinnige herinrichtingsprojecten die de gemeente Ede later aanvatte was dan ook een voetgangerstunnel op de plaatselijke Ground Zero.
Uiteindelijk begrepen mijn ouders ook dat er iets verzonnen moest worden om te voorkomen dat mijn broer en ik voortijdig zouden doodgaan van verveling. Bij de NS was toen de mogelijkheid om 8 dagen onbeperkt met de trein door Nederland te reizen ("Acht dagen kris-kras door Nederland!") en voor een autoloos gezin was dat een prima alternatief.
Ik had al veel goeds gehoord over de bergen van Zuid-Limburg dus het leek me logisch dat we die zouden gaan uitchecken. Dat vond de rest van het gezin gelukkig ook en op een regenachtige dag vertrokken we richting Valkenburg. Pa vertelde vooraf dat we het laatste stukje naar Valkenburg met het "miljoenenlijntje" moesten. Ik stelde me een gouden trein voor, ingelegd met diamanten en edelstenen. Het bleek echter te gaan om een gewone groene “hondekop”, wat enigszins een teleurstelling was. De "miljoenen" sloegen op de astronomische kosten die de aanleg van dit traject door het Nederlandse hooggebergte met zich had meegebracht. Wist ik veel. De bergen vielen niet tegen moet ik zeggen, hoewel mijn vader Valkenburg maar een toeristische bende vond.
Op een andere dag brachten we een bezoek aan de geboorteplaats van mijn vader, de Moerdijk. We zouden daar met het hele gezin een nacht logeren bij Tante Jo en Ome Jan om van daaruit de volgende dag Antwerpen te bezoeken. Ome Jan was een grote, zachtaardige man en duivenmelker. Tante Jo was een aparte: ik was altijd dol op 'r en mijn ouders ook, maar als zij bij ons op bezoek kwamen werden wel uit voorzorg de ladenkastjes op slot gedaan door mijn moeder omdat Jo kennelijk de neiging had ongevraagd de administratie van mijn ouders door te nemen. De plek waar de liefde tussen ome Jan en tante Jo ooit was ontvlamd was enigszins verdacht, namelijk het Rotterdamse Katendrecht. Ik weet er het fijne niet van maar zal de laatste zijn die daar over gaat zeiken met een moeder die zelf op de Amsterdamse Wallen woont (hoewel ik u kan verzekeren: alles in het nette!).
Enfin: de Moerdijk. De Van Leest-inteelt was daar in die dagen onmiskenbaar aanwezig. In iedere straat woonde wel familie en de mannelijke telgen uit ons roemrijke geslacht die ik later tijdens een familie-reunie ontmoette hadden bijna zonder uitzondering de onmiskenbare, regelmatige Van Leest-features: indrukwekkende oren, een grote mond, gelardeerd met Italiaanse designwenkbrauwen van modehuis Lombroso.
De achtdaagse reis werd een groot succes: we aten patat in Antwerpen, we bezochten Hoek van Holland bij windkracht 7 (mijn moeder vertelde dat haar panties die dag als zandvangers fungeerde) en ook een bezoek aan Amsterdam mét rondvaart ontbrak niet aan het programma. Uiteindelijk vielen die zomers best mee als ik het zo op een rijtje zet.
Reacties
Een reactie posten