Doorgaan naar hoofdcontent

Modekwartiertje

Ondanks al mijn pretenties kan men mij moeilijk verwijten een stijlicoon te zijn. Ik woon dan wel in het überhippe Arnhemse Modekwartier maar mijn kledingkeuze, haardracht en vrijwel niet aanwezige mode-accessoires zou ik omschrijven als voorzichtig conservatief.

In mijn financieel gouden jaren mocht ik graag spijkerbroeken kopen van meer dan 200 euro, of een lollig vestje aanschaffen (geweven van de wol van één of ander harig Andesbeest) voor een bedrag waarvan ik tegenwoordig een kwartaal moet eten. Maar ook toen was de keus stylistisch behoudend. Laten we het er op houden dat ik weinig oog heb voor modieuze zaken.

Mijn lieve moeder - daar is ze weer - was een enthousiast zelfmaakmode-type in de jaren '60 en '70. De synthetische truien die ze voor ons breide waren een feest voor het oog: knaloranje, lekker strak om de hals, de mouwen tot halverwege de ellebogen afgemeten en als je de trui uittrok (wat aanvoelde als een wedergeboorte) stonden m'n haren gegarandeerd recht overeind. Dat was niet het moment om de metalen deurklink aan te raken.

Oldskool kapper De Kruif aan het Bunschoterpad in Ede was onze haaradviseur. Hij kende twee coupes: kort en nog korter. De pony knipte hij af halverwege de schedel en de achterkant werd lekker strak opgeschoren. Met onze brilletjes op zagen mijn broer en ik er uit als junior-ouderlingen. Wel had kapper De Kruif een leesmap met blote-wijven blaadjes. Dat maakte veel goed.

Hoogtepunt op couture gebied was het moment dat begin jaren ’70 de zogenoemde "soulbroeken" in de mode kwamen. Natuurlijk wilden mijn broer en ik ook zo'n babemagnet (strak in het kruis en wijde pijpen!) maar de aanschaf ervan werd te begrotelijk gevonden door mijn ouders. Mijn pragmatische moeder stelde voor ze zelf te maken. Wij brieften haar globaal over hoe zo'n wonder van stijl er uit moest zien en enthousiast ging ze aan de slag. Eerlijk gezegd zagen wij het lijk al drijven toen ze Manchester ribstof (een soort corduroy voor slechtzienden) meende te moeten gebruiken. Onze fout: we hadden geen richting aangegeven kwa stofgebruik en met angst in onze ogen keken we hoe de soulbroeken vorderden.

Bij de eerste pas werd duidelijk dat dit niet de door ons gewenste soulbroek werd: ik ben van de leeftijd dat ik het fenomeen kolenboer nog heb meegemaakt en onze soulbroeken-made-by-ma zouden gretig aftrek hebben gevonden bij de leden van deze toen uitstervende beroepsgroep. Omdat de broek inderdaad nogal wijd was (dat onderdeel was bovenverwachting goed gelukt) maakte hij ook een geinig zwiepend geluid tussen de benen als je er mee liep. Ik heb hem geloof ik één keer gedragen maar vond het toen welletjes. Ondanks de goede bedoelingen werd De Bergstraat in Ede niet het Parijs of Milaan van de Veluwe, qua mode.

Tegenwoordig haal ik mijn kleding noodgedwongen bij de modehuizen waarvan de productie gegarandeerd in handen is van 3-jarige arme sloebers uit Bangladesh. Het alternatief is in m’n blote kont lopen maar ik wil de mensheid niet verwennen. Bovendien komt de winter er aan dus totdat ik de loterij win of een baan krijg in de board bij Shell ben ik helaas aangewezen op Maison Primark, Giorgo Aldi of andere knakenmerken.

Reacties

Populaire posts van deze blog

A Muzungu abroad

Van alle landen die niet op mijn bucketlist voorkomen was Oeganda er ook één. Ik kende het oppervlakkig dankzij het horror regime van de geschifte jaren ’70 dictator Idi Amin en één film: “The Raid on Entebbe”, over een heroïsche bevrijdingsactie van gegijzelde vliegtuigpassagiers op het vliegveld bij de hoofdstad Kampala. Ik wist genoeg: camping Het Lorkenbos in Otterlo leek me avontuurlijk genoeg. Mijn zoon Milos denkt anders over exotische oorden. Als 4e jaars student aan de Landbouw Hogeschool in Wageningen doet hij samen met klasgenoot Jua Dai een vier maanden durend afstudeeronderzoek in Oeganda. Hun uitvalsbasis is de provinciestad Arua, gelegen op een steenworp afstand van de grens met Congo. Tik “Congo” in op de site van Buitenlandse Zaken en de alarmbellen gaan af: Code Rood, en dan gaat het niet over de kans op ijzel. Het grensgebied met Oeganda is politiek onstabiel als gevolg van burgeroorlogen en andere ellende. Tegenwoordig is het er relatief rustig dankzij de aanwezig...
Welkom op mijn blog! Net als iedereen maak ook ík wel eens wat mee. Daarnaast heb ik een mening en daar val ik graag mijn omgeving mee lastig. Allemaal uitstekende redenen om een blog bij te houden, leek me. Ik hoop dat u net zoveel plezier bij het lezen heeft, als ik heb bij het schrijven er van.

Rothuis

De enige keer dat het gezin Van Leest op stand heeft gewoond, vond mijn vader het maar niks. “Dat rothuis! Dat hele rothuis!”, beklaagde hij zich enige maanden na de verhuizing.  In 1969 betrokken we het vrijstaande pand uit 1937, met de enigszins sinistere naam Ledicoma, aan de Bergstraat in Ede. Later leerden we dat de naam gevormd werd door de twee beginletters van de vier kinderen van de eerste eigenaar: Leendert, Dirk, Coby en Marietje. En haters maar beweren dat men niet crea is in Ede.  Waarom pa zijn sterke bedenkingen had tegen het huis vonden mijn broer Jules, mijn moeder en ik onduidelijk. Daarvoor hadden we uitsluitend gewoond in zwierige Sovjetstyle-flats of arbeiderswoninkjes zoals je - behalve in Ede - alleen aantreft in de meest naargeestige veengebieden van fucking Drenthe.  Ik begreep wel dat ons nieuwe huis met minimale inspanning van de gemeente (het was immers een dienstwoning) was opgeknapt en inderdaad: je zag de oude behangresten door de nieuwe ban...