Begin jaren '70 waren mijn broer en ik vooral druk met dingen die je doet als jongetje, in onwetende afwachting van de tijd dat de hormonen het overnemen en meisjes interessant worden.
De kitschzwaarden die mijn ouders meenamen als souvenir uit het verre Spanje kwamen dan ook uitstekend van pas in verband met onze nieuw opgerichte Zorro Club. We wilden goed bewapend zijn als we het onrecht in onze wijk op efficiënte wijze wilden bestrijden. Niet dat er veel onrecht was want we woonden aan de rustige Bergstraat en dat was al aardig richting Edese goudkust.
We kozen Zorro als rolmodel omdat hij stoer kon vechten en we hoopten dat we, met onze maskers op, er net zo dashing uitzagen als Guy Williams. En ondanks dat meisjes over het algemeen stom waren wilden we eigenlijk later ook net zo'n lekkere vriendin als De Vos, AKA El Zorro.
Dat m'n ouders de metalen zwaardjes konden meenemen in het vliegtuig is nu niet meer voor te stellen. Maar in 1971 kon je nog gezellig een sigaretje roken in de cockpit bij de piloot en je steekwapens zonder problemen in je handbagage stashen. De edele kunst van het zwaardvechten bleek echter aan mij niet besteed. Al bij de eerste poging er iets stoers mee te doen bloedde m'n linkerhand als een rund. So much voor de Zorro Club, afdeling Ede.
De wetenschap ging mij beter af. Voorafgaande aan de eerste maanlanding in 1969 hadden Jules en ik op zolder onze eigen Mission Control. Van een kennis die wel een auto had kregen we twee Shell maankaarten waarop we de vorderingen bijhielden van de dappere astronauten. We maakten ons wel zorgen over het feit dat Neil Armstrong en die ander in de Mare Tranquilium (Zee der Stilte) wilden gaan landen, maar misschien was het eb en zou het goedkomen.
Toch waren deze nerdy activiteiten eigenlijk alleen leuk op momenten dat het baggerweer was en we niet konden voetballen. Het gevoel van het grasveld oprennen, lekker tegen een bal trappen en denken dat ik Johan Neeskens was, was het mooiste dat ik als 10-jarige kon meemaken.
In het schoolelftal van De Sterrenbergschool deden Jules en ik het ook voorbeeldig. Met onze sublieme skills waren we, lang voordat ze bekend werden, al “een type” Frank en Ronald de Boer, maar dan verstaanbaar. In het toernooi om het prestigieuze Edese schoolvoetbal kampioenschap speelden we iedere ploeg van de mat. Vanwege onze zielige keeper met een hartkwaal, die dientengevolge terecht niet teveel belast mocht worden, was het zaak de boel achter in op slot te houden en alle ballen naar voren te beuken. Dat lukte: Jules werd topscorer en we werden kampioen.
De laatste keer dat ik serieus een pot gevoetbald heb liep het minder goed af. Tijdens een bedrijfs zaalvoetbaltoernooi van mijn toenmalige werkgever BDU schopte een lompe Barneveldse keeper mijn rechter scheenbeen doormidden. Terwijl ik kermend op de grond lag hoorde ik de malloot nog zeggen dat het niet gebroken was want “…hij kan z'n tenen nog bewegen". Na twee maanden gips tot aan m'n kruis mocht ik het weer voorzichtig proberen, maar het dartele voetbalgevoel is nooit meer terug gekomen.
De kitschzwaarden die mijn ouders meenamen als souvenir uit het verre Spanje kwamen dan ook uitstekend van pas in verband met onze nieuw opgerichte Zorro Club. We wilden goed bewapend zijn als we het onrecht in onze wijk op efficiënte wijze wilden bestrijden. Niet dat er veel onrecht was want we woonden aan de rustige Bergstraat en dat was al aardig richting Edese goudkust.
![]() |
De directie van de Zorroclub op werkbezoek in Brugge, 1967 |
We kozen Zorro als rolmodel omdat hij stoer kon vechten en we hoopten dat we, met onze maskers op, er net zo dashing uitzagen als Guy Williams. En ondanks dat meisjes over het algemeen stom waren wilden we eigenlijk later ook net zo'n lekkere vriendin als De Vos, AKA El Zorro.
Dat m'n ouders de metalen zwaardjes konden meenemen in het vliegtuig is nu niet meer voor te stellen. Maar in 1971 kon je nog gezellig een sigaretje roken in de cockpit bij de piloot en je steekwapens zonder problemen in je handbagage stashen. De edele kunst van het zwaardvechten bleek echter aan mij niet besteed. Al bij de eerste poging er iets stoers mee te doen bloedde m'n linkerhand als een rund. So much voor de Zorro Club, afdeling Ede.
De wetenschap ging mij beter af. Voorafgaande aan de eerste maanlanding in 1969 hadden Jules en ik op zolder onze eigen Mission Control. Van een kennis die wel een auto had kregen we twee Shell maankaarten waarop we de vorderingen bijhielden van de dappere astronauten. We maakten ons wel zorgen over het feit dat Neil Armstrong en die ander in de Mare Tranquilium (Zee der Stilte) wilden gaan landen, maar misschien was het eb en zou het goedkomen.
Toch waren deze nerdy activiteiten eigenlijk alleen leuk op momenten dat het baggerweer was en we niet konden voetballen. Het gevoel van het grasveld oprennen, lekker tegen een bal trappen en denken dat ik Johan Neeskens was, was het mooiste dat ik als 10-jarige kon meemaken.
In het schoolelftal van De Sterrenbergschool deden Jules en ik het ook voorbeeldig. Met onze sublieme skills waren we, lang voordat ze bekend werden, al “een type” Frank en Ronald de Boer, maar dan verstaanbaar. In het toernooi om het prestigieuze Edese schoolvoetbal kampioenschap speelden we iedere ploeg van de mat. Vanwege onze zielige keeper met een hartkwaal, die dientengevolge terecht niet teveel belast mocht worden, was het zaak de boel achter in op slot te houden en alle ballen naar voren te beuken. Dat lukte: Jules werd topscorer en we werden kampioen.
De laatste keer dat ik serieus een pot gevoetbald heb liep het minder goed af. Tijdens een bedrijfs zaalvoetbaltoernooi van mijn toenmalige werkgever BDU schopte een lompe Barneveldse keeper mijn rechter scheenbeen doormidden. Terwijl ik kermend op de grond lag hoorde ik de malloot nog zeggen dat het niet gebroken was want “…hij kan z'n tenen nog bewegen". Na twee maanden gips tot aan m'n kruis mocht ik het weer voorzichtig proberen, maar het dartele voetbalgevoel is nooit meer terug gekomen.
Reacties
Een reactie posten