Al op mijn eerste rapportjes van Openbare Basisschool De Sterrenberg in Ede tekende het probleem zich af: “Vincent praat goed maar is soms te veel aan het dromen!”. Nee, school en ik dat is altijd een moeizame combinatie geweest.
Dit teken aan de wand kon niet verhinderen dat ik het erg leuk vond in het knusse noodgebouwtje in het niemandsland bovenaan Op Den Berg. Met 37 leerlingen, verdeeld over zes klasjes en in totaal 3 onderwijzers, was er aandacht genoeg voor ons. Da’s heel wat anders dan die megastallen waar die blagen tegenwoordig onderricht krijgen. Dat mijn school zo weinig leerlingen trok kwam overigens vooral omdat vrijdenkers in onze hardcore christelijke wijk dun waren gezaaid.
Wij woonden op luttele afstand van de school dus mijn broer en ik konden ’s ochtends kruipend er naartoe. In schril contrast daarmee was de dappere colonne van buitendorpse kinderen die iedere schooldag op de fiets vanuit Harskamp, Otterlo of fucking Wekerom kwam aangeploeterd. Die dorpjes liggen zo’n beetje aan de rand van de wereld en dan moesten die arme schapen ’s middags ook weer terug. Dat krijg je er dus van als je naar zo’n goddeloze openbare school gaat. Wat een bikkels.
Voordat ik naar de zesde klas zou gaan werd de school opgeheven, want te weinig leerlingen. Voor mijn laatste jaar basisschool verkaste ik dan ook naar de lommerrijke Callunaschool, onder leiding van - nomen est omen - meester Krijt. Een lieve man en met zijn Chriet-Titulaerbaard het prototype toffe onderwijzer, seventies style.
Meester Krijt vond dat ik “bijzonder aardig” kon tekenen maar helaas voorzag hij geen grote intellectuele carriėre voor mij. Zijn advies voor mijn vervolgopleiding was dan ook de ambachtsschool, hooguit Mavo. Toen kwam de Cito-toets: die had ik in een onbegrijpelijke vlaag van inzicht goed gemaakt: van meneer Cito mocht ik naar het gymnasium. Mijn ouders, die niet lullig wilden doen, kozen voor een compromis en zo belandde ik in de brugklas Havo-Atheneum van het Marnix College.
Enfin, vanaf dat moment startte mijn briljante middelbare school carrière, die - nadat ik in zo’n beetje iedere klas was blijven zitten - eindigde, drie weken voor het examen van de Lagere Grafische School in Arnhem. Ik was toen inmiddels al een ouwe man van 18. Het zat er gewoon niet in bij mij: een concentratiespanne van gemiddeld twee nanoseconden, opspelende hormonen en de nergens op gebaseerde zekerheid dat het toch wel allemaal goed zou komen.
Gelukkig doen mijn kinderen het veel beter. Als ouder ben ik apetrots op mijn dochter Rosanne die keurig een middelbare school diploma heeft gehaald. Zelf is ze er heel gewoon onder gebleven, maar ik weet dat het bij de Van Leesten niet vanzelf komt. Zoon Milos “doet het ook niet onaardig”, zoals mijn vader zou zeggen. Na zijn MBO-diploma bosbouw en groenvoorziening bedacht hij op een mooie woensdagmiddag dat-ie eventjes naar de open dag van de Landbouw Hogeschool in Wageningen ging: gewoon, uit interesse.
Uiteindelijk belde hij me diezelfde middag op om te zeggen dat hij zich had ingeschreven voor de studie Regional Development en Innovation. Dat was verrassend, want de studie is voornamelijk in het Engels en zijn kennis van de taal was op dat moment net voldoende om in Engeland bier te kunnen bestellen. Dankzij een aantal extra crashcourses Engels in het eerste jaar wist-ie zich uiteindelijk goed te handhaven. Na een verloren jaar als gevolg van een blinde darmontsteking en ander fysiek ongemak pakte hij de draad weer op, beklom de Kilimanjaro voor het goede doel, liep stages in Bulgarije en Roemenië en werkte aan zijn afstudeerproject in het pittoreske Oeganda.
De laatste loodjes voor Milos zijn nu aangebroken: de afgelopen weken heeft hij in Oeganda z’n afstudeertekst (thesis) gefinetuned. Deze heeft hij vervolgens gemaild naar mij zodat het hier kon worden geprint en ingebonden en vanochtend heeft z’n ouwe vader het met gevaar voor eigen leven op de fiets bij Van Hall Larenstein in Velp ingeleverd, ruim op tijd voor de deadline (anderhalf uur!). Nu begint het nagelbijtende afwachten op z’n eindcijfer, maar ik heb alle vertrouwen in een goede afloop.
Dit teken aan de wand kon niet verhinderen dat ik het erg leuk vond in het knusse noodgebouwtje in het niemandsland bovenaan Op Den Berg. Met 37 leerlingen, verdeeld over zes klasjes en in totaal 3 onderwijzers, was er aandacht genoeg voor ons. Da’s heel wat anders dan die megastallen waar die blagen tegenwoordig onderricht krijgen. Dat mijn school zo weinig leerlingen trok kwam overigens vooral omdat vrijdenkers in onze hardcore christelijke wijk dun waren gezaaid.
Wij woonden op luttele afstand van de school dus mijn broer en ik konden ’s ochtends kruipend er naartoe. In schril contrast daarmee was de dappere colonne van buitendorpse kinderen die iedere schooldag op de fiets vanuit Harskamp, Otterlo of fucking Wekerom kwam aangeploeterd. Die dorpjes liggen zo’n beetje aan de rand van de wereld en dan moesten die arme schapen ’s middags ook weer terug. Dat krijg je er dus van als je naar zo’n goddeloze openbare school gaat. Wat een bikkels.
Voordat ik naar de zesde klas zou gaan werd de school opgeheven, want te weinig leerlingen. Voor mijn laatste jaar basisschool verkaste ik dan ook naar de lommerrijke Callunaschool, onder leiding van - nomen est omen - meester Krijt. Een lieve man en met zijn Chriet-Titulaerbaard het prototype toffe onderwijzer, seventies style.
Meester Krijt vond dat ik “bijzonder aardig” kon tekenen maar helaas voorzag hij geen grote intellectuele carriėre voor mij. Zijn advies voor mijn vervolgopleiding was dan ook de ambachtsschool, hooguit Mavo. Toen kwam de Cito-toets: die had ik in een onbegrijpelijke vlaag van inzicht goed gemaakt: van meneer Cito mocht ik naar het gymnasium. Mijn ouders, die niet lullig wilden doen, kozen voor een compromis en zo belandde ik in de brugklas Havo-Atheneum van het Marnix College.
Enfin, vanaf dat moment startte mijn briljante middelbare school carrière, die - nadat ik in zo’n beetje iedere klas was blijven zitten - eindigde, drie weken voor het examen van de Lagere Grafische School in Arnhem. Ik was toen inmiddels al een ouwe man van 18. Het zat er gewoon niet in bij mij: een concentratiespanne van gemiddeld twee nanoseconden, opspelende hormonen en de nergens op gebaseerde zekerheid dat het toch wel allemaal goed zou komen.
Gelukkig doen mijn kinderen het veel beter. Als ouder ben ik apetrots op mijn dochter Rosanne die keurig een middelbare school diploma heeft gehaald. Zelf is ze er heel gewoon onder gebleven, maar ik weet dat het bij de Van Leesten niet vanzelf komt. Zoon Milos “doet het ook niet onaardig”, zoals mijn vader zou zeggen. Na zijn MBO-diploma bosbouw en groenvoorziening bedacht hij op een mooie woensdagmiddag dat-ie eventjes naar de open dag van de Landbouw Hogeschool in Wageningen ging: gewoon, uit interesse.
![]() |
Milos & friends in Oeganda 2016 |
De laatste loodjes voor Milos zijn nu aangebroken: de afgelopen weken heeft hij in Oeganda z’n afstudeertekst (thesis) gefinetuned. Deze heeft hij vervolgens gemaild naar mij zodat het hier kon worden geprint en ingebonden en vanochtend heeft z’n ouwe vader het met gevaar voor eigen leven op de fiets bij Van Hall Larenstein in Velp ingeleverd, ruim op tijd voor de deadline (anderhalf uur!). Nu begint het nagelbijtende afwachten op z’n eindcijfer, maar ik heb alle vertrouwen in een goede afloop.
Reacties
Een reactie posten